Minister van Mobiliteit Lydia Peeters heeft geluisterd naar wat op de ov-reizigersvloer in Antwerpen leeft. Omdat de capaciteit en frequentie niet mogen dalen, heeft ze het hertekende tramnet in de koelkast gezet. Tramlijnen 7 en 4 naar Mortsel en Hoboken lijken daarmee gered, maar het nieuwe busnet zou wel in 2022 worden ingevoerd. Dat zou een vergissing zijn. Tram en bus vormen immers één geïntegreerd netwerk. Het echte probleem met het nieuwe vervoersplan voor Antwerpen is dat men nogmaals op openbaar vervoer wil besparen. Dat staat haaks op de ambitie van de vervoerregio Antwerpen voor een significante modal shift: terwijl nu 7 op de 10 verplaatsingen in de regio met de auto gebeuren zouden dat in 2030 nog maar 5 op de 10 verplaatsingen mogen zijn. Zo staat het in het Vlaams regeerakkoord. Zonder voldoende alternatieven is dat niet haalbaar. Het is de vervoerregioraad Antwerpen, waarin de 32 gemeenten van de vervoerregio Antwerpen samen met de Vlaamse overheid het toekomstige openbaarvervoernet bepalen, die een reeks randvoorwaarden opstelde om een sterk en slagvaardig ov-net uit te bouwen. Een essentiële randvoorwaarde is voldoende financiële middelen om aan de reële vervoersvraag te voldoen. De raad dringt aan om eindelijk werk te maken van doorstroming. Vlotter tram- en busverkeer is niet alleen goed voor de reizigers maar is ook goedkoper en efficiënter. Met de vrijgekomen middelen kun je extra aanbod creëren en het openbaar vervoer sneller en betrouwbaarder maken. Ook De Lijn heeft nog huiswerk. Er moeten voldoende trams en bussen zijn en op de knooppunten moeten reizigers vlot en comfortabel kunnen overstappen. De informatie online, aan de haltes en in de voertuigen moet correct zijn. De vervoerregioraad vraagt tot slot de nodige investeringen voor een versnelde modal shift en minderhindermaatregelen tijdens de Oosterweelwerken. De Vervoerregio Antwerpen ziet dus in dat het veel te strakke budgettaire keurslijf een performant openbaar vervoer in de weg staat. Antwerpen mag niet het slachtoffer worden van een gebrek aan visie en ambitie. Tram en bus moeten een écht alternatief worden. Alle Vlaamse regeringen hebben bij hun aantreden beloofd werk te maken van een betere doorstroming van tram en bus. Er kwamen nieuwe vrije beddingen, nieuwe verkeerslichten met sensoren, die de trams detecteren, en veiligere kruispunten. Toch staan trams en bussen nog steeds te vaak stil, bijvoorbeeld in de buurt van de pas vernieuwde Rooseveltplaats. Bij de programmatie van verkeerslichtenregelingen krijgen tram en bus nog steeds geen prioriteit. Dat kost nochtans geen euro extra. Integendeel, een betere doorstroming levert enkel baten op. Zijn al die verkeerslichten trouwens echt nodig? In een goed vervoersplan vormen zowel het tram- als het busnet een naadloos geheel. Dat is vooral belangrijk als heel wat busreizigers tussen beide moeten overstappen. Eerst moet het nieuwe tramnet op orde gezet worden. Pas dan kan ook het busnet aangepast worden. Iedereen die met een leefbare mobiliteit voor de regio Antwerpen begaan is, moet nu zijn verantwoordelijkheid nemen. Help De Lijn bij het behalen van de doelstellingen die de vervoerregio zichzelf oplegt: een ambitieuze en duurzame modal shift, die de stad bereikbaar houdt en doet herademen.Zolang we alleen maar investeren in het wegverkeer en tram en bus letterlijk tegenhouden, zal die modal shift richting auto blijven evolueren. De slechte doorstroming van tram en bus kost handenvol geld. Door ons openbaar vervoer vlotter te laten doorstromen, kan De Lijn met dezelfde middelen meer kilometers en ritten aanbieden, betrouwbare overstappen waarborgen en uiteindelijk meer tevreden passagiers vervoeren. Antwerpen en Vlaanderen beschikken wel degelijk over de middelen om de mobiliteit in de metropool te redden maar we moeten keuzes durven maken. Het vervoersplan moet van a tot z herbekeken worden, zowel wat het tram- als busnet betreft. Georges Allaert – em. prof. UGent Kobe Boussauw – prof. VUB Mario Cools – prof. ULg Johan De Mol – wetenschappelijk medewerker UGent Dirk Lauwers – prof. UA Nick Hofstede – Tram4MoetBlijven Bernard Hubeau en Hugo Van Dienderen – covoorzitters Grootouders voor het Klimaat Willy Miermans – em. prof. UHasselt Peter Meukens – expert basisbereikbaarheid TreinTramBus Bart Stein – RedTram7 Stefan Stynen – voorzitter TreinTramBus Katrin Van den Troost – Climaxi, sociale milieubeweging Jana Van Rossem – Zonder Bushalte Straat Pieter Vansteenwegen – prof. KU Leuven Herman Welter – ov-journalist Dirk Wiesé – Werkgroep Antwerpen TreinTramBus Charlotte Willemsen – Werkgroep het juiste spoor Frank Witlox – prof UGent |