Gracieus glijdt hij onze wijk en tijd binnen, tram zeven.
Ik verdenk hem van haltes in een aantrekkelijk verleden
met zijn flair van belle époque,
ding ding dingendnaar aandacht,
die hem – natuurlijk – wordt gegeven.
Hij opent de deuren. De voorstelling begint.
Trots voert hij ons, nooit ondergronds, voorbij pleinen
die hij nooit meer wil verlaten, monumenten, oude straten
waarin hij zijn sporen heeft verdiend.
Ik stap af. Bijna zwaai ik hem weemoedig na
als een oude man een vriend.
Tot in den draai, voor de cafés van het stadje hiernaast
waar hij enig mooi keert. En liefst nooit voor het laatst.
Peter Kauwenberghs
red tram7. Veel mensen zijn er afhankelijk van. En beperk vooral niet het aantal zitplaatsen in een coronatijd waarin ons gevraagd wordt om afstand te houden.